Het is geen geheim dat ik nu alweer meer dan een jaar met mijn man en dochter sta ingeschreven bij Therapeuticum Helianth. Wat ons vanaf het begin af aan al opviel is dat Helianth een uitstekende organisatie is. Of we nu per mail, telefonisch of persoonlijk contact hebben, iedereen is altijd super aardig, vriendelijk, vrolijk – en ze hebben merkbaar zin in hetgeen ze doen. Naast dat we ook geweldige zorg, advies en behandelingen krijgen, voelen we ons hier ook heel erg op ons gemak. Alsof we er al jarenlang komen.
Ik wilde daar meer over weten: Wat is het geheim van Helianth?
Ik ga in gesprek hierover met één van de antroposofische huisartsen van Therapeuticum Helianth, Dr. Thomas Garbe.
K.Krüzselyi-Biezepol:
„Allereerst bedankt voor uw tijd en medewerking! U kent mijn indruk van Therapeuticum Helianth, maar hoe ziet u zelf het Therapeuticum, de huisartspraktijk?”
Dr. T. Garbe:
“Ja, ik zit natuurlijk al bijna 33 jaar bij Helianth, dus dat is best wel lang. Ik heb altijd een wens gehad om in een samenwerking te werken, dus niet alleen. Dat was sowieso mijn wens.
K.Krüzselyi-Biezepol:
“En hoe ziet u de samenwerking in de werkelijkheid? Gaat dat goed bij Helianth? Wat wilde u hier sinds '92 bereiken?”
Dr. T. Garbe:
“De samenwerking gaat zeker goed, maar ook met vallen en opstaan hoor. Het is niet zo dat het vanaf het begin allemaal koek en ei was. Het is ook een zoektocht, soms zijn mensen het niet eens met elkaar, op die manier zijn we organisch gegroeid. Wij proberen wel een zo goed mogelijk team bij elkaar te zoeken met medewerkers die op dezelfde lijn zitten. Dat hoeven zeker niet allemaal antroposofen te zijn, maar dat ze wel in de gaten hebben wat we als antroposofisch therapeuticum als visie hebben. Dat er eigenlijk meer is dan alleen het fysieke.”
K.Krüzselyi-Biezepol:
“Hoe zoeken jullie hier naar geschikte medewerkers en aan welke criteria moet een ideale kandidaat voldoen?”
Dr. T. Garbe:
“We zetten ook gewoon een advertentie en het is ook voor ons gewoon heel moeilijk en lastig om een geschikt iemand te vinden. En dan moet je ook nog zien dat diegene in het team past. Het mooie is wel, tot nu toe, dat als er dan nood is er altijd iemand op ons pad komt.”
K.Krüzselyi-Biezepol:
“Hoe bedoelt u dat?”
Dr. T. Garbe:
“Bijvoorbeeld onze laatste assistenten die we aangenomen hebben waren ook gewoon op zoek naar een leuke praktijk om te werken, en die komen dan bij ons uit. Daar kan een of andere advertentie op bijvoorbeeld LinkedIn of Instagram niet tegenop. Maar uiteindelijk moet het dan toch ook wel klikken.”
K.Krüzselyi-Biezepol:
“Ja, precies. Die “klik” komt het best naar voren door een fysieke ontmoeting. Het gaat niet alleen om kennis en opleiding, maar ook om de denkwijze.”
Dr. T. Garbe:
Er is misschien een bepaald soort 'straling' die we uitzenden. Dat klinkt misschien een beetje vaag, maar er komen wel mensen af op die 'straling' en die vinden ons dan. Dan kun je zeggen dat het toeval is, maar dan is het wel veel toeval. Bijvoorbeeld, een van de medewerkers zag een amethist op onze website staan en dacht: 'Hey, bij die praktijk moet ik zijn.' We hebben een gezegde van de praktijk, en daar staat eigenlijk ook wel in ( - hij wijst naar een kaart op de kast), dat we van een jaar geleden hebben gemaakt. En dat is in principe wel de basis waarop we willen werken. Daar staat dat de 'Helianth een therapeutische plaats is waar karma ons heeft samengebracht'. Ja, karma is natuurlijk iets, je ontmoet mensen, dat ontstaat door ontmoeting. Mensen voelen iets aan en denken dan, hier moet ik zijn.
K.Krüzselyi-Biezepol:
“Kunt u zich voorstellen dat hier iemand past die niet in karma gelooft?”
Dr. T. Garbe:
“Oh ja, dat kan. Diegene kan hier zeker passen. Maar iemand die vies is van iets wat alternatief is, die komt hier sowieso al niet, of die blijft hier ook niet.
We hebben een keer een assistente aangenomen, leek allemaal heel goed. Maar de eerste dag was gelijk haar laatste, ze was ervan overtuigd dat we mensen injecties geven met plantaardige middelen. Dat is niet het geval. Maar ja, goed, die was dus ook meteen weer vertrokken. Ja, dat regelt zich vanzelf, dat is heel grappig.”
K.Krüzselyi-Biezepol:
En wat vindt u van de sfeer hier? Ik vind het wel bijzonder. Ik ervaar de mensen als vriendelijker, informeler en gemotiveerder dan bij andere huisartsen. Zo komen ze echt op me over. Hoe ziet u dat?
Dr. T. Garbe:
“Ja, het is wel ons streven om zo te zijn. Dat lukt ook niet altijd, we zijn mensen, maar door het streven en onder andere ook een beetje door de architectuur hier zijn wij zo. Ik vind het fijn dat het gezien wordt. Er is een warme sfeer hier. Zo rustig en allemaal hout. Dat valt op en dat beïnvloedt ook de sfeer. We zien dat allemaal wat minder omdat we er dagelijks zijn. Als je hier verderop in het gebouw kijkt, dan is die gang gewoon kaasrecht, en saai. Wat de architect bij ons bedoeld heeft, is dat het een soort riviertje is die meandert. En die zwarte kiezelmuren lopen buiten ook door. Dat zijn dan de rotsen in de rivieren, de stenen. Dus het is een beetje ook een levendig geheel geworden. En dat werkt ook op de sfeer.”
K.Krüzselyi-Biezepol:
“En verder? Wat soort middelen gebruiken jullie?”
Dr. T. Garbe:
“Weinig agressie in de praktijk. En je hoort in andere praktijken toch vaak dat de patiënten echt uit hun dak gaan. Het komt misschien ook wel door de locatie waar wij gelegen zitten en dat een deel van onze patiënten anders in het leven staat en tegen zorg aankijkt. Dat is ook veel meer dan hier, maar ik denk wel dat het een positieve invloed heeft.”
K.Krüzselyi-Biezepol:
“Zijn die patiënten rustiger door jullie of zijn jullie rustiger door die patiënten? Kip of ei?”
Dr. T. Garbe:
“Ja, allebei, denk ik.”
K.Krüzselyi-Biezepol:
“Dit gebouw is ingericht om een positieve, rustige sfeer te creëren. U als verantwoordelijke voor deze mensen hier, wat doet u dagelijks om die prettige sfeer zo vaak en zoveel mogelijk te behouden?”
Dr. T. Garbe:
“Zorgen dat het onder de medewerkers oké blijft. Dat zijn de kleine koffiekwartiertjes dat je even samen overlegt. Dat zijn hele kleine dingetjes, of dat je samen even luncht. Maar dat doen andere praktijken ook, hoor. Daar zijn we echt niet zo super uniek.”
K.Krüzselyi-Biezepol:
“Bent u zeker daarover?”
Dr. T. Garbe:
Daar wordt ook wel samen geluncht, ja. Wij vieren de jaarfeesten, dat zijn niet alleen de traditionele Paas- en Kerstdagen, maar bijvoorbeeld ook Sint Jan en Sint Michaëlsfeesten. Dan komen in principe alle medewerkers samen en doen we iets inhoudelijks, iets kunstzinnigs en eten we samen. Door het feit dat je weet dat er iets van een spiritueel iets is, dan heb je ook een andere verantwoordelijkheid naar de mensen toe.
K.Krüzselyi-Biezepol:
“Nou, mooi aspect. Dus die mensen voelen dat ze echt een missie hebben en daardoor nemen ze ook hun werk serieusere? Dus geen baan, maar echt een missie?”
Dr. T. Garbe:
“Ja.”
K.Krüzselyi-Biezepol:
“Ik zag vaker vacatures waarin het bedrijf wordt omschreven als het beste, mooiste bedrijf ter wereld. Met pakkende zinnen zoals 'work hard, play hard' en alles over dure incentives en cadeaus. Ze beloven dan een familiesfeer, geen nummertje zijn, enzovoort. Maar toch is de realiteit vaak anders.”
Dr. T. Garbe:
Wij, of tenminste ik, maar Sandra (Sandra Quezada, huisarts bij Helianth) ook, wij letten natuurlijk wel op het centrum van dit bedrijf. Het moet ook financieel gezond blijven. Dus we zorgen ervoor dat we allemaal goed declareren. Maar dat is niet de primaire drijfveer van het hele zijn van ons. We zijn met mensen bezig en dat vinden we het leukst. En er gebeuren dingen met mensen. Je begeleid ze een tijdje op hun weg naar gezondheid. En dat geeft je ook iets terug. Het is anders dan de hele dag aan de lopende band patiënten zien en diagnoses stellen. Die interactie is gewoon heel leuk. Het geheim achter een antroposofische praktijk is dat je ook van de patiënten leert. Eigenlijk komen die patiënten hier om ons iets te leren. Dat klinkt gek. Want iedereen is op een ontwikkelingsweg. Een ontwikkeling tot een beter mens bijvoorbeeld. Je krijgt dus vragen. Je krijgt vragen waar je dan weer over na moet denken. Je hoort iets wat je nog niet eerder had gehoord. Dan moet je er een antwoord op vinden. Dat is een interactie die gewoon leuk is. Elk contact is weer anders. Als je een hele strakke reguliere arts hebt, dan heb je gewoon je richtlijntjes. Dan denk je van, die heeft een pijntje hier, een pijntje daar. Dan hebben we dit en dat geven we dan en klaar. En niet zoeken, van hoe zou dat nou komen dat je toch steeds die blaasontsteking hebt? Of wat zegt dat jou?
Eigenlijk komen die patiënten hier om ons iets te leren. Dat klinkt gek. Want iedereen is op een ontwikkelingsweg. Een ontwikkeling tot een beter mens bijvoorbeeld.
K.Krüzselyi-Biezepol:
En ziet u verder nog een groot verschil tussen reguliere praktijken en antroposofische praktijken?
Dr. T. Garbe:
Wij hebben meer te bieden qua medicatie en qua therapie.
K.Krüzselyi-Biezepol:
We waren zo positief over jullie dat mijn schoonzus zich hier wilde inschrijven. Maar toen bleek dat jullie een patiëntenstop hadden. Ik weet niet of dat gebruikelijk is bij jullie, maar heeft u een idee wat jullie zo populair maakt in de ogen van de patiënten?
Dr. T. Garbe:
Ja, er zijn veel mensen die gewoon niet zoveel troep willen slikken, net zoals je liever biologisch voedsel wil eten dan andere dingen. Dat kan allerlei redenen hebben. Maar als we geen patiëntenstop zouden hebben, dan zou het hier een chaos zijn. Dat komt overigens niet alleen omdat we zo populair zijn, maar ook omdat andere reguliere huisartsen ook vol zitten.
K.Krüzselyi-Biezepol:
Dat wil ik ook vragen. Hoe is het landelijk?
Dr. T. Garbe:
Ja, er is overal een tekort. De antroposofische leer en keuzevakken waren vroeger populairder. Ik bedoel, op de scholen en universiteiten. Toen deed iedereen wel iets ermee. Als we nu geen patiëntenstop hebben kunnen we twee keer zoveel patiënten hebben, alleen hebben wij nu het personeel niet om dat aan te kunnen. Er zijn geen antroposofische artsen meer, die zijn echt op. Die moeten we weer enthousiasmeren en opleiden. Maar het is een heel lang proces voordat iemand vanuit de reguliere opleiding door gaat leren met antroposofische onderdelen.
K.Krüzselyi-Biezepol:
En hoezo dan?
Dr. T. Garbe:
Ja, weet ik ook niet.
K.Krüzselyi-Biezepol:
Omdat in de kring van de patiënten het steeds populairder wordt, is de vraag ook groter. Waarom gaan er niet steeds meer mensen arts worden in dat gebied?
Dr. T. Garbe:
Ja, omdat dit moeilijker is. Het is lastiger.
K.Krüzselyi-Biezepol:
En nog even terug naar die andere kant van mijn vragen. We hadden het over uw verantwoordelijkheid voor de mensen hier. U zei dat het niet altijd makkelijk is om de sfeer te behouden. Wat is voor u het meest uitdagend hieraan? En zo samenwerken met die andere huisartsen. Of wat soort situaties kunnen het meest uitdagend zijn? Voor u als leider of als directeur?
Dr. T. Garbe:
Ja, om gewoon te bewaken dat het gaat zoals we het graag willen hebben. Maar eigenlijk zijn de mensen die wij nu in dienst hebben niet allemaal antroposofische artsen, maar die gaan wel een beetje met die stroming mee. Dat is allemaal heel fijn dat je dat hebt. Het is heel moeilijk om iemand te vinden, een kante klare antroposofische arts, die is er gewoon niet. Die moet ook nog ervaring opdoen. Om te zorgen dat er opvolging is. Dat is de grootste uitdaging nu.
K.Krüzselyi-Biezepol:
Is dat alleen binnen het antroposofische gebied?
Dr. T. Garbe:
Nee, reguliere artsen vinden ook geen waarnemers meer. Dat heeft niets met antroposofie te maken. Het beeld is wel hetzelfde, dat er niet genoeg artsen zijn, en die er zijn willen ook niet allemaal er nog iets bij doen, artsen die zich willen specialiseren, die zijn er niet veel.
Ik denk dat het een soort golfbeweging is. Dat het op een dieptepunt komt. En dan ontstaat er misschien op een andere manier iets. Toen ik begon met werken waren er echt wel heel veel. Dan kon je geen praktijk krijgen. Dat is nu precies de omgekeerde situatie. Dat is echt helemaal klaar. Vroeger hadden we een heel grote studentengroep die al tijdens hun studie met antroposofisch geneeskunde bezig was. Dat is nu nul. Nul.
K.Krüzselyi-Biezepol:
De laatste vraag. Er zijn dus veel organisaties waar mensen bijvoorbeeld burn-out klachten hebben, veel roddelen, de mensen hebben geen zin hebben in wat ze doen en gedemotiveerd zijn. Wat zou u dan adviseren aan het management van zo'n organisatie? Wat kunnen ze dan anders doen of anders oppakken om dat probleem op te lossen of die de situatie veranderen?
Dr. T. Garbe:
Tijdens een lezing van 20 jaar geleden met reguliere kinderartsen en antroposofische kinderartsen vroeg de lezer wat is nu het verschil tussen een reguliere arts en een antroposofische arts? Het antwoord was dat een antroposofische arts zich verheugd op zijn patiënten.
Bij de reguliere collega's is het vaak zo'n lange agenda, van “die weer en dan die”. Als je zo al naar je patiënten kijkt dan gaat het allemaal niet zo goed lukken. Dan moet je elke dag je mensen weer blij maken om überhaupt naar het werk te komen.
Er wordt bij ons heel veel gelachen en (stomme) grapjes gemaakt. Dan weet ik wat het allemaal is, dat het goed zit. En je weet dat je elkaar steunt, dat je elkaar nodig hebt. Dat is iets wat je gewoon weet, wat ook weleens vergeten wordt. Maar dat is een basis.
Ja, dat is ook niet zomaar daar. Daar moet je toch elke dag een beetje aan werken. En dat je als eerste een opmerking maakt en iemand ook eens eerlijk iets vraagt. Eerlijk interesse in de andere, werkelijk interesse, dat voelt de andere... gespeelde interesse of werkelijk interesse.
En dat je als eerste een opmerking maakt en iemand ook eens eerlijk iets vraagt. Eerlijk interesse in de andere, werkelijk interesse, dat voelt de andere... gespeelde interesse of werkelijk interesse.
K.Krüzselyi-Biezepol:
Bedankt voor uw tijd!
Comments